Machloket. Bijdrage van rabbijn Dr. Zvi C. Marx

 

Samenvatting van de presentatie door Rabbijn Dr. Tzvi Marx

tijdens de studiedag van het Platform Appèl Kerk en Israël te Amersfoort 14 oktober 2013.

 Machloket (meningsverschil, interpretatieverschil) toegepast op twee teksten uit het Nieuwe Testament: de wijze waarop christenen deze teksten verstaan en de wijze waarop Joden deze teksten interpreteren.

1.         In de Mishna, Pirkei Avot (Spreuken der Vaderen 2e eeuw CE) wordt het concept van: machloket le’sjem sjamajiem, “een meningsverschil gericht tot de hemel”geïntroduceerd.

 

Iedere machloket, gericht tot de hemel (in alle eerlijkheid bedoeld als het zoeken naar (de) waarheid) zal uiteindelijk vervuld worden (sofa le’hitkayem). Echter, elke machlocket niet gericht tot de hemel (niet bedoeld als het in alle eerlijkheid zoeken naar (de) waarheid) zal  uiteindelijk niet vervuld worden (ein sofa le’hitkayem).

 

Er bestaan twee interpretaties van de uitdrukking: “zal uiteindelijk vervuld worden”(sofa lehitkayem):

 

  1. Rav Obadja miBertinoro (klassieke commentator van de Mishna): “dat uiteindelijk de gezochte waarheid te voorschijn zal komen”.
  2. Rabbenu Yona (vroeg-middeleeuwse commentator): “dat het verschil in interpretatie zal blijven voortduren”.

 

Contrasterend: Een machlocket, niet in alle eerlijkheid bedoeld om (de) waarheid te zoeken heeft geen toekomst en zal vanzelf verdwijnen

2. De Talmoed is bij uitstek de literatuur van de machloket ten aanzien van alle onderwerpen in het Judaïsme. Elke mitzva  is onderwerp van een gericht fijnmazig onderzoek naar betekenis en afgeleide praktische toepassing. De partijen in de machloket zien elkaar niet als vijanden maar als partners in een eerlijk verschil van opvatting. Het is een cultuur waarin The Dignity of Difference, de Waardigheid van het verschil ( titel van een boek van de voormalige Britse Opperrabbijn Jonathan Sacks), wordt geïllustreerd. Deze rabbijnse  houding (in Talmoed en midrasj) contrasteert scherp met de profetische houding in de Bijbel. Daarin wordt slechts respect getoond voor de ene en enig exclusieve  Waarheid. Algemeen gesteld: degenen die het niet eens zijn met de profeten worden als vijanden beschouwd, [zie: Deut.18:19. Vermeldenswaardige uitzonderingen zijn: Gen.14:18-20 en Ex. 18:10-12].

3. Twee overweldigend populaire NT teksten worden onderworpen aan de machloket test: Het verhaal van de barmhartige Samaritaan (Luc. 10:25-37 en het verhaal van de  verloren zoon (Luc. 15:11-32). Vraag: Zijn deze parabels voorbeelden van opinies “lesem sjamajiem”of niet?

 

Christelijk verstaan van de parabels:

a. De goede Samaritaan (Lucas 10:25-37)

Om te illustreren  hoe dit verhaal wordt verstaan door kerkgangers (niet zozeer door academici van het modern-kritische soort). Predikant Jean Jacques Suurmond in zijn column in Trouw van 7 oct. 2013:

 “Daarin lopen een priester en een leviet aan een gewone man voorbij, terwijl een ongelovige Samaritaan stopt om te helpen. In Jezus blies een frisse wind door Galilea die de baarden van de farizeeërs liet wapperen… Speels en vrij doorbrak hij het moralisme van zijn tijd… Echte goedheid kan daarom nooit in regels vastgelegd worden. Jezus overtrad het gebod van de sabbatsheiliging om zieken te genezen en vergaf  mensen die volgens de wet werden veroordeeld… In het verhaal van de barmhartige Samaritaan waren de priester en de leviet waarschijnlijk op weg naar de tempel. Het is  goed, dachten zij, om je religieuze plicht te doen. Maar zo lieten zij de gewonde man creperen…”

  De eerwaarde John Selby Spong in zijn boek  “Liberating the Gospels”, 1996. Het boek wordt ondersteund door de zeer geleerde professor Harvey Cox van Harvard University, zoals door hem vermeld op de achterflap van Spongs boek:  “Bishop Spong’s work is a significant accomplishment” Spong is de episcopaalse bisschop van Newark, New Jersey, auteur van o.a. “Rescuing the Bible from Fundamentalism”:

“In Deuteronomium  vertelde Mozes aan het volk dat ze de vreemdelingen genadeloos moesten vernietigen (Deut. 7:1-2). Als jullie dat doen, beloofde, Moses, dan zal God jullie weghouden van het kwade en zal Hij het kwade opleggen aan hen die jullie haten (7:15).

Bij Lucas wordt Jezus in het corresponderende segment geportretteerd als de verteller van de parabel van de goede Samaritaan, waarin de vreemdeling, wiens godsdienst  gezien werd als  corrupt, geportretteerd wordt als de genadevolle tegenover de Jood die ernstig getroffen was. (p.159).

Bijbel met Kanttekeningen, red. Bavinck en Edelkoort, 1955. (p.218):

Het liefdegebod ten aanzien van de naaste licht Hij toe door een voorbeeld van barmhartigheidsbetoon door een Samaritaan, die Israels geestelijke leiders beschaamde ( lees: de in het NT vaak negatief geschetste Farizeers, schriftgeleerden, priesters,- T.M. ) .

Joods verstaan van de parabels

1. “The Jewish Annotated New Testament”, Amy Jill Levine & Marc Zvi Brettler, 2011, met bijdragen, essays en commentaren van 50 gerenommeerde Joodse academische theologen.

In contrast  met een populaire opvatting: de priester en de leviet gaan niet aan de gewonde  voorbij vanwege bezorgdheid ten aanzien van rituele reinheid. Num. 19:10-13 schrijft rituele reinheidswassingen voor na aanraking van een lijk, maar deze wet verbiedt niet het redden van een leven en het begraven van een gestorvene. Lev. 21 verbiedt priesters om een lijk aan te raken; dat geldt echter niet voor levieten. Mishna Nazir 7.1 benadrukt dat zelfs een hoge priester het ritueel onreine mag aanraken, in geval van een verlaten stoffelijk overschot (Heb. met mitzva). Het is voor levieten niet verboden om contact te hebben met lijken. De priester ging niet op naar Jeruzalem, waar zijn onreinheid hem zou hebben buitensluiten van deelname aan de tempeldienst, maar hij ging naar beneden, er vandaan, weg van de stad. (Greek, katabaino, 10,31). Wie vragen rondom rituele reinheidsgeboden  in de parabel introduceert,leest het verhaal verkeerd.

2. Rabbijn Ephraim Buchwald legt in zijn wekelijkse Torah preek (2009) uit dat de Kohen (Joodse priester) verplicht is om zich te verontreinigen (tamei), voor  een achtergelaten dode, zelfs om die te begraven:

“De Babylonische Talmoed, tractaat Megillah 3b stelt vast dat `kavod habriot’ ( eerbied voor de mens)  een verplichting is om gepaste eer aan Gods schepsels te tonen. Dit is de verzachtende factor achter de bijzondere toewijding tegenpover elk achtergelaten lijk. Deze opdracht is zo  belangrijk dat het  het verbod van de Torah  dat een priester zich niet mag verontreinigen (tamei) overstijgt. [Zie ook midrasj Torat Kohanim, parshasa 1:3 op Lev. 21:1 met het commentaar van Rasji. Ook midrasj Sifrei op Nu, Piska 26. Dit is ook opgenomen  in alle latere wetboeken van de halacha].

Als dit voor een dode geldt, hoeveel temeer voor een mogelijke levende, zoals diegene in de parabel!”

Commentaar Rabbi Dr. Tzvi C. Marx

Waarom zouden “de bad guys” de slechteriken voorgesteld  moeten worden door de priester en de leviet? En de braverik door de Samaritaan? Wie is die Samaritaan eigenlijk in the Tenach (OT). Hij is de rivaal en vijand van de Joden, toen zij de tempel wilde herbouwen nadat Cyrus hen dat toegestaan had, onder leiding van Nehemia. “Toen Sanvalat hoorde dat de muur door ons werd herbouwd, werd hij woedend en in zijn ergernis bespotte hij de Joden. In tegenwoordigheid van zijn ambtsgenoten en van het leger van Sjomron zei hij: ‘Wat doen die zielige Joden toch? Denken ze de muur zelf te kunnen repareren? Willen ze echt gaan offeren? En Tobia uit Amon, die naast hem stond, zei: ‘Hoe ze ook hun best doen bij het bouwen, er hoeft maar een vos op die stenen muur van hen te klimmen of hij stort al in.’ ‘De lastdragers deden het werk met de ene hand en hielden een werpspies in de andere, en de bouwers werkten met het zwaard op de heup gebonden.’ ‘Geen ogenblik waren we uit de kleren, ik niet,  en mijn verwanten, mijn mannen en mijn lijfwacht ook niet; iedereen had zijn werpspies steeds bij de hand.’ Waarom dit alles? Ter bescherming tegen de Samaritanen. Het verhaal kan gelezen worden in: Neh. 2:19ff tot 4:12. Het zijn deze ‘liefhebbende’ Samaritanen die afgeschilderd worden als degene met zoveel compassie  tegenover  de gewonde vreemdeling. Het doet er werkelijk niet toe of het verhaal van Nehemia zoveel eerder plaats vond in de historie. Het gaat ten diepste om het imago, om het symbolische karakter van de vertelling.

En waarom zou een priester of een leviet een gewonde man op de weg voorbijgaan? Beiden zijn verplichtend gebonden  aan hun eigen ‘oude’ traditie om alles te doen wat in hun vermogen ligt om hem te helpen. “Vanwaar weten we dat, indien een man ziet dat zijn medemens verdrinkt, verscheurd dreigt te worden door wilde dieren of aangevallen wordt door rovers, hij verplicht is hem te helpen?” Van het vers in Lev.19:16 (Talmoed Sanhedrin 73a). Breng het leven van een ander niet in gevaar. Dit is een essentieel deel van de Torah dat elk Joods kind wist en weet.

Maar Lucas wil het polemische punt maken (voor de competitieve opkomende christelijke volgelingen) dat de standaard, ouderwetse  Joden  onverschillig waren, zo niet vol haat, ja, zelfs tegen zichzelf, terwijl de zo genoemde ‘vijand’ de Samaritaan, de goede en de brave is, liefdevol handelend, als de echte naaste. Alsof het liefhebben van een vreemdeling een uitvinding is van het NT. Deze verplichting wordt  reeds opgelegd in Lev. 19:34. Heb de vreemdeling lief als jezelf, met de toevoeging: heb je naaste lief. Maar de universele liefhebbende christelijke cultuur wil niets weten van verschil tussen Jood en niet-Jood, tussen Griek of anderen, tussen slaaf of vrije, tussen man of vrouw (brief aan de Galaten 3:28). “Wij zijn allen een in Christus Jesus. Voordat het geloof (in Jezus) kwam waren we gekerkerd en gevangen door de Wet (nomos, Tora) totdat het geloof  zal worden geopenbaard” (ibid v. 23). Dat is de boodschap van deze parabel. Een misrepresentatie van de Joodse traditie en praktijk, ter wille van  het oprukkende ‘nieuwe’ evangelie, dat is wat we bedoelen met  polemiek.

Nu vragen we de eerlijke lezer: Is dit werkelijk een machlocket lesheim shamaim – een argument ter wille van de hemel?

b. De verloren zoon (Lucas 15:11-32)

Een Christelijk verstaan van het verhaal:

 1. Rev. John Selby Spong in : “Liberating the Gospels”, 1996, p.161:

In Deuteronomium: “ `Als ouders een opstandige, onhandelbare zoon hebben, die niet naar hen luistert en ook na hardhandige bestraffing niet wil gehoorzamen, dan moeten zijn vader en zijn moeder hem meevoeren naar de stadspoort en hem aan de oudsten voorgeleiden. Ze moeten tegenover de stadsoudsten verklaren: ‘Onze zoon is opstandig en onhandelbaar. Hij wil niet naar ons luisteren. Hij is een losbol en hij drinkt te veel.’ De inwoners van de stad moeten hem dan stenigen tot de dood erop volgt.’ (Deut. 21:18-21)

In het corresponderende segment  in Lucas, vertelt Jezus de parabel van een man die een rebellerende, veeleisende en respectloze zoon had. De zoon heeft zijn vaders bezit en eigendom verkwanseld als een opstandige dronkeman. Maar de vader veroordeelde zijn zoon daarvoor niet. In plaats daarvan verwelkomde hij hem met open armen en gaf alle eer aan zijn zoon, “die tot zichzelf gekomen was”, (Luc. 15:17) voordat hij huiswaarts keerde. Nogmaals roept Lucas het volk op om de diepere betekenis van de Torah te verstaan. Het gaat niet om  gerechtigheid, maar om een nieuw soort  van heiligheid, gemarkeerd door liefde en vergevingsgezindheid.”

2. Professor of Scripture at Boston University, Dr. Paula Frederiksen in: “From Jesus to Christ”, 2000. In het gedeelte, The World of the New Testament, p. 29 beschrijft zij de perceptie van de Farizeeën in Lucas: “De Farizeeën… in oppositie tegen hem (Jezus) stamt…van een soort van ongenereuze spiritualiteit: zij wijzen zijn vergevingsgezindheid ten aanzien van berouwvolle zondaars af, zoals de oudste zoon het gedrag van zijn vader bij de thuiskomst van de verloren (jongere) zoon afwijst. (Luc.15:11-32).

3. Bijbel met kanttekeningen, red. Bavinck en Edelkoort, 1955. (p.236) in zijn inleiding:

“Dit gedeelte geeft een nieuwe uitwerking…de blijdschap Gods over de terugkeer van de zondaar tot Hem. Het Beeld biedt de gelegenheid tot een nauwkeuriger schetsen van het zielsproces bij de zondaar: de dwaasheid van zijn verlaten van God, zijn ellende die hem tot God uitdrijft, de onmisbaarheid van het berouw. Daarnaast valt licht op de liefde Gods die wacht en zoekt tot de zondaar weerkeert en hem dan onverdiend in zijn gunst doet delen en hem kroont met de eer van het kindschap. In het tweede deel typeert Jezus het koele Farizeïsme, dat God dient om loon en van zijn liefde geen begrip heeft…”

 Joods verstaan van de parabel

 1. The Jewish Annotated New Testament, Amy Jill levine & Marc Zvi Brettler, 2011, p.133:

In deze parabel gaat het om iets meer of iets anders dan alleen maar het tonen van berouw (ondanks de assertieve zinsnede  in Luc.15:10)… De jongere zoon maakt eerst een tamelijk grof en voortijdig verzoek (aan zijn vader) en schaamt zichzelf vervolgens over z’n immorele praktijken en gedrag. Luisteraars en lezers worden a.h.w. ‘geschokt’ tot de mogelijkheid zich te identificeren met de oudere zoon.

Ofschoon veel interpreten de jongere zoon zien als berouwvol, valt dat niet uit de tekst af te leiden. Het motief voor de verloren zoon om huiswaarts te keren naar zijn vader heeft meer een economische reden dan theologische herkenning…. Andere interpreten zien de vader als symbool van  God. Het commentaar van de zoon in Luc.15:18 (gericht tot zijn vader en de hemel) suggereert meer iets anders.

Incorrect is de algemene opvatting dat het genereuze antwoord van de vader aan zijn verloren zoon – of de vader nu gezien wordt als liefhebbende ouder of representant van God – een verrassing zou zijn voor Jezus Joodse audiëntie. De Joodse traditie ziet vaders als ouder die hun kinderen liefhebben en God als degene die altijd zijn armen uitstrekt om zondaars weer thuis te brengen.

Een derde algemene lezing is de identificatie van de oudere broer met de recalcitrante Farizeeër, die weigert om zondaars welkom te heten…”

 Commentaar Rabbi Dr. Tzvi C. Marx

 Het is duidelijk geen echt en werkelijk berouw dat de zoon motiveert om huiswaarts te keren, zoals de Annotated Jewish NT uitlegt. Het is meer het verlangen om de onschuldige liefde van zijn vader uit te buiten: “Toen kwam hij tot zichzelf en zei: Hoeveel huurlingen heeft mijn vader, die overvloed van brood hebben, en ik verga hier van de honger. Ik zal mij opmaken en tot mijn vader gaan, en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, en ben voortaan niet meer waardig dat ik uw zoon genoemd wordt; maak mij tot een van uw huurlingen.” (Luc.15:17-20)

Het is dit: “ tot zichzelf komen”, waar de theoloog Rev. Spong zo van onder de indruk is; maar het betekent slechts dit: de zoon realiseert zich zijn kommervolle situatie en beseft dat er bij zijn vader meer te halen valt. Daarom is hij bereid zijn zonden te belijden. Hij is bereid alles te zeggen om zijn handen te kunnen leggen op vaders bezit. Maar dit is ersatz berouw, geen echt spijt hebben van… Slechts woorden om indruk te maken op zijn vader. De echo van deze parabel is te horen in het verhaal van Ezau: “Hij schreeuwt wanhopig uit tot zijn vader Izaak: “Hebt u dan maar een zegen, vader? vroeg Ezau hem. Zegen mij, zegen ook mij, vader! En hij barstte in tranen uit.” (Gen. 27: 38), nadat hij zijn  waardering voor het eerste geboorterecht had getoond, door het te verkwanselen voor een bord linzensoep (Gen 25:32). Nadien komt ook hij huilend tot zijn vader om te zeggen hoe belangrijk het eerste geboorterecht toch wel is en de verantwoordelijk die daarmee gemoeid is.

Het punt van deze polemische  anti-Judaistische Lucas tekst is: dat, anders dan in het traditionele Joodse verstaan, geaccepteerd te worden door God (de vader)  onvoorwaardelijk is en niet afhankelijk van goede daden en fatsoen, van het doen van mitzvot, waarvan teshuva, berouw tonen en omkeren van de verkeerde weg, er een is. Het Joodse perspectief zou van de zoon gevraagd hebben om waarachtig teshuva te doen, berouw te tonen. Niet enkel  lippendienst!

Bij gevolg symboliseert de vader uit Lucas, de Vader van het NT in een polemische beschrijving van de niet vergevensgezinde  oudere broer (de Oudtestamentische  Joden en Farizeeërs) tegenover  de warme onvoorwaardelijke liefhebbende Nieuwtestamentische God van de parabels en daden van Jezus.

En weer vragen we de eerlijke lezer: Is dit een machloket lesheim shamayim – een argument  omwille van de hemel?

In mijn bescheiden, maar assertieve opinie: Het is noodzakelijk voor de Christen, die vastbesloten is de eigen traditie te heroverwegen, om zijn heilige schriften zorgvuldig te lezen, en onderscheid te maken tussen wat echt en essentieel is en wat polemisch is.

Joden doen dat huiswerk nu al geruime tijd. Dat is wat de literatuur van de Talmoed is: een zeer kritische lezing van de Tenach. Men mag de Talmoed bijna beschouwen als subversief tegenover de Tenach. Een goed voorbeeld is de geciteerde tekst uit Deuteronomium,die zoveel enthousiasme bij Spong wekt en afgezet wordt tegen het goede nieuws van het NT:

Deut. 21:18-21, schildert een hard vonnis voor een koppige en gedegenereerde zoon, zijn executie. Maar de rabbijnse traditie heeft de letterlijke lezing van het verhaal nooit kunnen accepteren: “Er was nooit een koppige en rebelse zoon en er zal er nooit een zijn. Waarom werd deze wet dan geschreven? Opdat je deze zult bestuderen en daarvoor beloond wordt.” (BTalmoed Sanhedrin 71a) Ja, er waren ook individuele stemmen die de letterlijke toepassing bevestigden, ofschoon met vele beperkende condities. Maar de overweldigende meerderheid wees elke toepassing van dit door de Torah gedefinieerde gebod af. Je kunt niet  subversiever zijn dan  dat. Wat de rabbijnen bewoog, waren de intuïtieve ethische gevoelens  die we allemaal delen. In zijn (Hebreeuwse) boek: “Interpretative Revolutions in the Making: Values as Interpretative Considerations in Midrashei Halakhah”, (Engelse titel, Magnes Press, Jerusalem 1997), wijdt Prof. Moshe Halbertal heel hoofdstuk 2 aan de uitwerking van deze radicale rabbijnse subversieve beweging. En hij geeft daarin meer voorbeelden.

Een van de theologische participanten aan de studiedag, ds. Piet van Midden, protestants predikant van Bergambacht, docent OT, katholiek Universiteit  Tilburg, lid van het Platform Appèl Kerk en Israël, legde uit dat ik aan het feit voorbij ging dat onder academici aan de universiteiten dit kritische werk van heroverweging al een tijd aan de gang is bij Christenen in Nederland, misschien ook ergens anders. Een andere predikant uit Eindhoven riep uit dat ik ‘ouwe koek’ van Bavinck citeerde. Met andere woorden: de opvattingen van Bavinck worden al lang niet meer omarmd in de huidige theologie. Ik ben het daar niet mee oneens. Maar ik vraag: Is dit reeds doorgedruppeld en doorgegeven aan de kerkgangers? Heeft het de systematische opleiding van predikanten en priesters beïnvloed? Een aantal jaren geleden hoorde ik tijdens een publieke les door ds. Sjirk van der Zee, een hogelijk gewaardeerde theoloog, dat helaas, zelfs tot op vandaag, het studie curriculum voor predikanten nauwelijks anders is dan zoals het was voor WO II, zelfs na de Shoah. Ik hoorde hetzelfde van Prof. Peter von der Osten-Sacken, emeritus sinds 2005, Prof. voor NT en Joods-Christelijke studies aan de Humbold Universiteit te Berlijn, dat ook daar niet veel veranderd is. Hebben ze gelijk? Ik kan het niet beoordelen. Maar het is een beetje naïef om te suggereren, dat ,omdat er op de universiteit een aantal verlichte christelijke onderzoekers nieuwe richtingen gewezen hebben, daarom de wijze waarop Joden en Israël in het NT door de gewone kerken gepresenteerd worden , ten goede veranderd zou zijn. Zelfs in de dikke Van Dale, staat het woord Farizeeër nog steeds synoniem voor hypocriet.

De Nederlandse protestantse theoloog Prof. Peter J. Tomson in zijn boek, “Als dit uit de hemel is”, 1997, erkent dat er een serieus anti-joods vooroordeel bestaat in het NT: “Dit boek richt zich tot de lezers die serieus willen ingaan op twee inzichten in het NT, namelijk dat het tekenen vertoont van anti-judaïsme of Jodenhaat.”(p.1.) Een Engelstalige vertaling van dit boek, “If this Be From heaven”  begint met: “Twee ogenschijnlijke  elkaar wederzijds uitsluitende inzichten betreffende het NT zijn in toenemnde mate in het algemene bewustzijn aan de oppervlakte gekomen, namelijk dat het NT anti-judaïsme of haat laat zien, en dat het NT alleen begrepen kan worden vanuit de context van het Judaïsme van zijn eigen dagen.” (p.13)

Veel huiswerk moet nog gedaan worden, lijkt mij zo, om de negatieve polemische geest, die te veel NT teksten ademen en daarom tot op de dag van vandaag christelijke houdingen beïnvloedt, ten goede te keren. Het proces moet beginnen met de bekentenis van Christenen dat er een probleem bestaat. NT teksten niet gladstrijken als ware ze suikerzoete liefdesteksten. Ook niet de zaak defensief verzachten door te wijzen naar: Joden hebben toch ook zo hun problematische teksten.

 Het verschil tussen de twee tradities is dat het Christendom bijna 1800 jaren politieke macht heeft uitgeoefend; dat de eigen uitlegtraditie gebruikt werd om lijf en leven , have en goed, van de anderen , de Joden, te bedreigen, en wel op ieder continent van de wereld.

Een van de andere deelnemers aan de conferentie, de hogelijk gerespecteerde Rabbijn Lody van de Kamp, bracht naar voren dat het niet aan Joden is om Christenen te vertellen wat ze moeten geloven, of hoe zij hun heilige teksten interpreteren. In algemene zin  stem ik ermee in dat leden van de ene traditie niet zo arrogant moeten zijn om aanhangers van een andere traditie te zeggen hoe zij religieus dienen te denken. Ik maak echter een uitzondering: wanneer Christenen bedreigende en gevaarlijke dingen onderwijzen ten aanzien van Joden en Judaïsme, dan is dat een zaak van leven en dood. Als dat toch zou gebeuren, in dat geval is religie niet langer meer een zaak van de gelovende gemeenschap alleen. De geslachtofferde ander heeft het grootste belang en het volste recht om te interveniëren en te trachten invloed uit te oefenen, om te komen tot een andere manier van denken die de anders gelovige beveiligt tegen de gevolgen van de christelijke theologie. Het is geen paranoia aan Joodse kant om te denken dat we bedreigd worden door een negatieve representatie van hun traditie en volk. We hebben 1800 jaren van antisemitisme, anti-judaïsme als bewijs dat de dreiging reëel is. God zij dank, hebben andere stromingen  zich ontwikkeld, in het bijzonder hier in Nederland. Maar we staan pas aan het begin; de goede boodschap is nog niet naar beneden doorgedruppeld, zoals het uiteindelijk moet zijn, teneinde verzoening, ja zelfs liefde te bewerkstelligen tussen Christenen en Joden. Ik blijf hoopvol, maar ook waakzaam.

Twee aanbevelingen voor diegene die Hebreeuws lezen:

 Tarbut hamachloket beYsroel (Culture of Controversy in Judaism), David Dishon, Schocken, Jerusalem 1984 gepubliceerd door het Shalom Hartman Instituut, Jerusalem en verkrijgbaar aldaar.

 Elu vaElu A Study of the Meaning of Halakhic Discourse, Avi Sagi, HaKibbutz Ha’Meuchad, 1996. Er is een Engelstalig boek, The Open Canon: On the Meaning of Halakhic Discourse, London: Continuum, 2007, waarin zijn ideeën over controversie worden herzien.

Vertaling Werner Posthumus.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.